Training en tuning

BOOGSCHIETEN EN GEZONDHEID

In principe kan gesteld worden dat elke sportactiviteit een positief effect heeft op ons lichaam, ongeacht de leeftijd waarop deze wordt beoefend.

Boogschieten verbeterd:

Het concentratievermogen
De boogschutter moet in staat zijn om alle interne en externe afleidingen te blokkeren, zich vervolgens op zichzelf te concentreren en alle series van bewegingen te reproduceren.

Het uithoudingsvermogen en geduld
Geduld en uithoudingsvermogen zijn vereist bij boogschieten, omdat het niet om snelheid maar ook om precisie gaat. Precisie bereiken vereist veel doorzettingsvermogen en veel geduld. Vooral in de hectische tijd van vandaag, kan boogschieten zorgen voor een rustpunt.

De mobiliteit van de handen en vingers
Je vingers en handen winnen aan kracht en mobiliteit door boogschieten (met regelmatige training), omdat ze hun volledige bewegingsbereik moeten gebruiken bij het uitvoeren van een schot.

De oog-handcoördinatie en een beter evenwichtsgevoel
Door het juiste samenspel van benen, buik- en rompspieren, armen, handen, rug-, schouder- en nekspieren, hoofd en ogen wordt de oog-handcoördinatie gericht getraind en voortdurend verbeterd en versterkt. Ook het evenwichtsgevoel van de schutter wordt beter.

De toename van kracht en uithoudingsvermogen
Als de bewegingen bij boogschieten correct worden uitgevoerd, leiden ze tot versterking van de armen, de borstspieren, de handen, de schouders, het nekgebied en de rompspieren. Net als bij het trainen met gewichten, vindt er spiergroei plaats, wat leidt tot meer uithoudingsvermogen, kracht en mobiliteit.

De toename van het zelfvertrouwen
In het boogschieten is bewezen dat een verbetering van je conditie en techniek, bijdraagt aan een groter gevoel van eigenwaarde en zelfvertrouwen. Dit “meer zelfvertrouwen” dat bij het boogschieten wordt opgedaan, wordt in het dagelijks leven overgedragen en heeft dus ook nog eens positieve effecten op het dagelijks leven.

Open voor alles
Boogschieten kan zowel door mensen met een lichamelijke beperking, als door mensen zonder beperking worden beoefend. Het is een ideale gezinssport in een leeftijdscategorie van 6 tot 99 jaar en ouder.

 

 4 GOEDE TIPS VOOR BOOGSCHIETTRAINING (NIET ALLEEN VOOR BEGINNERS)

Tip 1: Kies om te beginnen een matig trekgewicht

Maar bijna niets werkt meer tegenstrijdig voor het aanleren van een goede schiettechniek, dan een te hoog trekgewicht.

In de regel slaagt een beginner er meestal in, een paar schoten uit te voeren met een te sterke boog. De beginner zal  merken dat zijn kracht snel afneemt en het trillen sterker wordt. Dit komt vooral, omdat je voor boogschieten spiergroepen gebruikt, die tot nu toe weinig gebruikt werden. Vanwege je ongeoefendheid is het uitvoeren van een technisch perfect schot dan praktisch onmogelijk.

Om te beginnen raden we de volgende gemiddelde richtlijnen aan:

 

pondage

kinderen

12

tieners

14-16

tengere vrouwen

16-18

vrouwen (afhankelijk van fysieke conditie)

18-22

Mannen (afhankelijk van fysieke conditie) > niet voorbij >

28

28 pond bij 68 inch is teveel voor een beginner

Tip 2: Schiet op doelen ZONDER doel

Ook al willen de meeste schutters het niet toegeven: zodra ze op een blazoen schieten, gaat bijna alle aandacht uit naar het mikken. De technisch correcte uitvoering komt op de tweede plaats, hoewel dit voor beginners het belangrijkste is.

Dus weg met de blazoenen op het doelpak. 

Concentreer je op een technisch perfect schot. Waar je pijlen het bord raken is in eerste instantie totaal oninteressant. Als de techniek klopt, komt het mikken later bijna vanzelf.

Tip 3: Train over korte afstanden

Terwijl je op het punt staat de blazoenen te verwijderen, moet je het doelpak dichterbij halen, veel dichterbij. Train je techniek op korte tot zeer korte afstand (5 meter is voldoende). Op deze afstand hoef je je geen zorgen te maken dat je pijlen het doel missen. Hierdoor kun je ontspannen en je volledig concentreren op het trainen van je bewegingen.

Overigens trainen de topschutters ook regelmatig op korte afstanden en op doelen zonder blazoen!

Tip 4: Beter klasse dan massa

Vermijd zinloos “schieten” tijdens de training. Vooral bij boogschieten moet het motto altijd “liever kwaliteit dan kwantiteit” zijn. Schiet dus niet zoveel mogelijk pijlen af, maar een paar, maar dan in de meest perfecte technische uitvoering mogelijk.

 

Als je deze trainingstips volgt, zul je snel vorderingen maken op weg naar een goede boogschutter.

Richtdoel zonder ondersteuning met al redelijk goed gegroepeerde pijlen.

DE BOOGHAND EN DE OPTIMALE PLAATSING ERVAN IN DE BOOGGREEP

Elke boogschutter zou grote nadruk moeten leggen op een correcte uitvoering wat betreft het positioneren van de booghand in de greep/handvat.

Je grijpt met je booghand de handgreep van de riser vast. Je trekt lichtjes aan de pees en je plaatst de bal van je duim zo, dat het uiteinde van je duim stevig in het midden van de greep zit. Het drukpunt bevindt zich dus rechts van de middellijn.

Het is van fundamenteel belang voor de boogschutter, dat de hand van de boog niet te ver naar rechts of links staat. Als je te ver naar rechts grijpt, raakt de pees meestal in meer of mindere mate de armbeschermer van de schutter. Op het moment dat de pees wordt losgelaten, wordt ook de riser naar links gedraaid. Een rechtlijnig schot is niet meer mogelijk.

Als de bal van de duim te ver naar links is gezet, gaat een groot deel van het drukpunt verloren van de booghand en tegelijkertijd wordt de boog naar rechts gedraaid. De boogschutter moet zijn greep dus verzetten. 

Zodra de juiste positie is bepaald, grijpt de boogschutter de greep vast met zijn vier vingers, met slechts een heel licht contact van de vingertoppen op het middelste deel. De duim van de booghand blijft ontspannen en oefent geen druk uit op de boog. Het topje van de duim wijst naar het doelwit.

Nadat de boog is opgetild, moet deze nu in een verticale positie staan. Als de boog naar links of rechts helt, moet er een correctie in de pols van de schutter worden aangebracht. In het begin is het raadzaam om een ​​kleine waterpas aan de boog te bevestigen, zodat de boogschutter de effecten van de gewijzigde polspositie visueel kan waarnemen.

ANKEREN

Nek-anker

Vanwege de relatief moeilijke beweging (veel hoofdbewegingen), wordt het nekanker slechts door zeer weinig schutters gebruikt. Door zijn vaste positie onder de kin en in de nek is het echter een heel goed en vooral stabiel alternatief.

De boogschutter trekt volledig aan, kantelt zijn hoofd iets naar links (linkshandige boogschutters graag naar rechts), tilt/strekt de duim van de trekkende hand omhoog. Vervolgens leidt hij de pees naar rechts (tot ongeveer het midden van het hoofd) langs het hoofd en plaatst de uitgestrekte duim direct op de nekspieren. De trekkende hand van de schutter beweegt dan weer iets naar voren, plaatst de hand weer onder het kaakbot en brengt het hoofd terug in een verticale positie. De pees bevindt zich direct in het midden van de kin of is als een zijanker op de kin gepositioneerd. Dit zorgt voor een stabiele positie.

Het stelt de boogschutter nu in staat om de pees op een ontspannen, maar explosieve manier los te laten. In dit verband moet er uitdrukkelijk op worden gewezen dat de druk van de duim in de nekspieren in geen geval mag leiden tot het “afklemmen/onderbreken” van de bloedsomloop.

Zij-anker

Boogschutters die om verschillende redenen niet vertrouwd zijn met het neus-kin-anker, kiezen vaak voor het zij-anker. Je trekt op dezelfde manier aan als bij het neus-kin-anker, maar de pees wordt aan de rechterkant voorbij het puntje van de neus getrokken (voor linkshandige schutters aan de linkerkant). De pees zit nu niet in het midden van de kin, maar wordt ook langs de rechterkant van de kin getrokken en vindt daar het ankerpunt.

Neus- kin-anker

De boogschutter heeft zijn lichaamspositie correct voor elkaar en trekt nu de pees volledig aan. De trekkende hand wordt nu zo gelijkmatig naar achteren getrokken, dat deze in een vloeiende beweging naar het neus-kin-anker gaat. Hier plaatst de boogschutter zijn wijsvinger direct onder het kaakbeen en brengt zijn trekkende hand dicht bij zijn nek. De pees zit nu in het midden van de kin en het puntje van de neus ligt op de pees.

Neus-Kin Anker

De positie van de vingers op de pees mag niet veranderen. De elleboog van de trekhand moet precies evenwijdig zijn aan de boogarm.

Het neus-kin anker met gekanteld hoofd

De boogschutter komt onder de kin met de volledige trekkracht, maar de punt van de neus raakt de pees niet. Nu kantelt de boogschutter zijn hoofd lichtjes opzij en naar voren totdat er contact is tussen het puntje van de neus en de pees.

Recurve schutter met neus-kin anker
Compound anker
Traditionele boogschutter met wanganker

HET ANKERPUNT

Het anker of ankerpunt geeft de positie van de trekkende hand aan bij volledige trekking. Het is het punt waar de wijsvinger van de trekkende hand (of tab) onder het kaakbeen van de boogschutter rust. De boogpees raakt het midden van de neus en kin.

Compound en longbow-schutters ankeren iets anders. De compoundschutter legt zijn trekkende hand op zijn wang. Een traditionele boogschutter verankert zich ook aan het gezicht op de wang. Vaak zit het topje van de middel- of wijsvinger in de mondhoek. Maar ook de jukbeenderen zijn populair.

Bij de compound schutter zit de neus ook in het midden van de snaar, maar dan niet op de kin, maar in de mondhoek.

Bij traditionele boogschutters bevindt de pees zich meestal direct naast de neus, wanneer deze volledig is uitgetrokken.

 

Belangrijk: Het maakt niet uit wat voor soort boog je schiet en welk anker je kiest: het ankerpunt moet altijd op dezelfde plek zitten. Dit is de enige manier om consequent mooie hits te behalen.

GREPEN

Primaire greep / kindergreep

Kinderen of onervaren schutters pakken de pijl vaak met hun duim en wijsvinger vast bij hun eerste pogingen en trekken er op dezelfde manier weer uit. Deze methode wordt de “primaire greep” of “kindergreep” genoemd.

Deze grijptechniek is zeer onveilig, omdat door vermoeidheid, regen, zweet of vet op de vingers of pezen de pijl uit je vingers kan glijden. Zelfs met sterke vingers kan deze techniek alleen worden gebruikt tot een maximaal trekgewicht van 35 lbs. Daarom moet een schutter zo snel mogelijk een andere greep leren.

 

Mediterrane handgreep / mediterrane afvoer

De zogenaamde Mediterrane grip is de meest voorkomende griptechniek in Europa (vaak ook wel de release-techniek genoemd) bij het boogschieten.

Wijs-, middel- en ringvinger worden gebruikt. De wijsvinger van de trekkende hand (de hand die aan de pees trekt) bevindt zich boven de pijl en de middel- en ringvinger bevinden zich onder de pijl.

Het nokpunt bevindt zich tussen wijs- en middelvinger. De pees ligt in de groef achter het wijsvingergewricht.

Het is belangrijk dat de middelvinger de pijl niet van onderaf raakt. Bij het trekken van de pijl zorgt dit ervoor dat de pijl vaak van de pijlsteun af gaat.

Onderhandse grip / 3-onder / apache grip

De zogenaamde lower grip (vaak ook wel “3-under” of Apache grip genoemd) is een griptechniek (vaak ook wel releasetechniek genoemd) in het boogschieten, die heel vaak wordt gebruikt door traditionele boogschutters en barebowschutters.

Onderhandse grip / 3-onder

Bij de onderhandse greep pakken 3 vingers (wijs-, middel- en ringvinger) de pees onder de pijl vast. De variant met slechts 2 vingers (wijs- en middelvinger) is zeldzamer. De pees ligt in de groef achter het wijsvingergewricht.

Met deze grijpmethode is het gemakkelijker om met de pijl te richten. Deze methode is alleen mogelijk bij pijlen die zijn voorzien van een klemnok, aangezien de pijl niet bij het aantrekken niet kan worden vastgehouden.

Door de afstand tussen de vingers en de pijl te veranderen (het zogenaamde string-walking) kan de hoogte beïnvloed worden.

Duimgreep / mongoolse greep / aziatische greeptechniek

Bij de Mongoolse greep wordt, in tegenstelling tot de andere greepsoorten, de pees niet met de vingers, maar uitsluitend met de duim vastgehouden. De hoek van de duim wordt ondersteund door er met de wijsvinger overheen te reiken. Deze methode vereist veel oefening en vaardigheidd, maar het heeft ook een niet te onderschatten voordeel: het is meestal verankerd aan het oor, waardoor een langere uittreklengte mogelijk is.

Duimgreep met duimring

De groef achter het eerste gewricht van de duim wordt gebruikt om vast te houden. In plaats van een vingerlip of een schiethandschoen, gebruikt de Mongoolse greep een duimring ter bescherming. Bij deze techniek is zijdelings plukken nauwelijks mogelijk, omdat de duim simpelweg naar voren gestrekt moet worden om hem los te laten.

Bij deze greepmethode rust de pijl op de buitenkant van de boog, dwz een rechtshandige schutter plaatst zijn pijl aan de rechterkant van de boog.

Kindergreep
Mediterrane greep
Onderhandse grip
Duimgreep met duimring
Peesschaduw = pees (hier in neongeel)
Grafische weergave van het belang van de positie van de peesschaduw bij het richten

DE STRING SHADOW – WAT IS HET EN HOE GEBRUIK IK HET CORRECT?

Wat is de String Shadow en hoe gebruik ik deze correct?

Zodra de recurveboogschutter zijn ankerpunt heeft gevonden (wijsvinger is gelijk met het kaakbot), bevindt de pees zich nu in het midden van zijn kin en recht voor zijn dominante oog.

Omdat de afstand tussen de pees en het oog relatief klein is, ziet de boogschutter de pees “wazig”. Dit wordt beschreven door de term “peesschaduw”. Het gaat hier niet om een ​​schaduw van de pees veroorzaakt door een lichtbron, maar om de pees zelf.

Opmerking: de string is de string-schaduw!

De rechtshandige schutter kijkt nu met zijn rechteroog ofwel direct door de pees ofwel langs de pees naar links of rechts.

Peesschaduw = pees (hier in neongeel)

In de regel loopt deze “vage lijn” langs de rechterkant van het zicht naar achteren of aan de linkerkant van het boograam. Bij de zij-ankertechniek kan de schaduw van de pees echter ook op de buitenrand van de riser liggen.

Om de peesschaduw te corrigeren, beweegt de boogschutter nu zijn hoofd iets naar links of naar rechts. Totdat de pees (de peesschaduw) de juiste stand heeft ingenomen.

Het maakt niet uit welke positie van de peesschaduw de voorkeur heeft en gebruikt wordt door de schutter, het is belangrijk dat hij altijd dezelfde positie heeft.

Om het belang van de peesschaduw te illustreren, vind je hiernaast een schema:

DE VOORBEREIDING VAN HET SCHOT – DE OPSTELLING VAN DE BOOGSCHUTTER

De gewichtsverdeling van het lichaam

 De schutter verdeelt zijn gewicht ongeveer 60-70% over de bal van zijn voeten en ongeveer 30-40% over zijn hielen. Je helt dus iets naar voren, waarbij je jezelf “opvangt” met je tenen.

De heupen zijn parallel aan het doel uitgelijnd. De schouders worden nu in één lijn gebracht met het doel. De boogschutter heft zijn arm op, terwijl hij zijn schouder vergrendelt. Dit betekent dat de boogschutter zijn schouder naar achteren moet trekken en naar beneden moet positioneren bij het heffen van de boog. De boogschutter moet in deze positie blijven. De extra spanning direct onder de borst zorgt voor extra stabiliteit.

De buikspieren zijn licht gespannen (niet verkrampt). De basisvoorwaarde hiervoor is dat beide schouders zo laag mogelijk worden gehouden. Veel boogschutters hebben de neiging om de schouder aan de kant van de boog op te trekken/op te heffen, in het bijzonder wanneer ze in volledige trek gaan.

Daarbij verliezen ze niet alleen hun stabiliteit, maar verkleinen ze ook de afstand tussen pees en boogarm. Het resultaat is kramp bij het ankeren. Dit is waar de zogenaamde “schildpadhouding” om de hoek komt kijken. Het hoofd wordt naar binnen getrokken en vaak naar voren gestrekt, de schouders worden opgetild en de nekspieren worden gespannen.

Een los-anker onder de kin is nu bijna onmogelijk. Ook het gezichtspunt van de boogschutter verandert. Een ander aspect hierbij is, dat hierbij onbedoeld de rug naar achteren wordt gebogen. Dit wordt vaak gedaan om instinctief het gewicht van de boog in evenwicht te houden. Het effect wordt sterker naarmate de boogschutter zwaarder trekt.

Ik raad daarom aan om vlak voor het aanspannen van de pees iets naar voren te leunen om deze natuurlijke neiging te compenseren. De boogschutter moet opnieuw letten op de aanbevolen gewichtsverdeling.

Doel met sterke verstrooiing van de pijlen - waarschijnlijk grotendeels veroorzaakt door losfouten.

RELEASE – LOSLATEN

Release is het moment en de manier waarop de pees wordt losgelaten, wanneer het schot wordt afgevuurd. Dit zou moeten resulteren in een zogenaamde passieve release. Passive release houdt in dat de vingers van de trekkende hand niet bewust worden geopend, maar alleen ontspannen.

 

De trekkracht van de pees strekt de vingers van de trekkende hand op het moment van ontspanning en de pees rolt gelijkmatig over de vingertoppen. De trekkende hand moet de elleboog van de trekkende arm zo ver mogelijk volgen.

Neergaande beweging: Dit bewegingsverloop beschrijft het loslaten van de pees.

Release Failure : het niet passief loslaten van de pees, wat resulteert in een “slordige” pijlvlucht of spreiding van de treffers in het doelgebied. Een typische fout is bijvoorbeeld het “plukken”.

LOSSEN – ZO KUN JE HET TRAINEN

De boogschutter moet een zeer lichte Theraband in zijn hand nemen. Haak je vingers vast en trek de band in het begin slechts ongeveer 20 centimeter uit. De schutter ontspant dan de vingers van de trekkende hand meer en meer, totdat de Thera-band zijn vingers opzij duwt en naar voren springt.

Trainen in losmaken met een Theraband

Dit proces moet tussen de 25 en 30 keer geconcentreerd worden herhaald. Het is van vitaal belang dat de boogschutter eerst ziet en dan voelt hoe het ontspannen van de trekvingers ervoor zorgt dat de band (en daarna de pees) de vingers opzij duwt. De boogschutter moet altijd afzien van het bewust openen van zijn vingers, omdat dit leidt tot een verlies van concentratie op de rugspanning.

Verdere oefeningen met herhalingen van tussen de 20 en 30 keer met de Thera-Band moeten dan regelmatig worden voortgezet, waarbij de band moet worden uitgetrokken tot de ankerpositie. Om het succes van het correct en zuiver lossen van de boogschutter te kunnen beoordelen, wordt het gebruik van een camera, het geoefende oog van een trainer of medeboogschutter aanbevolen.

Als de boogschutter bewust zijn trekkende vingers probeert te openen, heeft hij zijn focus op rugspanning verloren en dit leidt tot spanning in de onderarmspieren, die het openen van de vingers controleren. Er is ook een aparte spier die de pink aanstuurt. De pink moet tijdens elk schot keer op keer worden verplaatst om te voorkomen dat een verandering in de positie of spanning van de pink leidt tot een blijvende en negatieve verandering in de spanning en positie van de trekkende hand. De pink mag alleen gebogen zijn.

Probeer het gerust eens uit: strek je vingers zo ver uit dat je handpalmen bijna recht zijn. Beweeg nu je pink en observeer het effect op je handpalm en onderarmspieren.

Trainen in losmaken met een Theraband

PANIEK – HOE KOM IK ER AF?

Onder boogschutters is schijfpaniek waarschijnlijk het ergste dat je kan overkomen.

Omdat schijfpaniek een ernstig probleem is, is er enorme mentale kracht, toewijding en volharding voor nodig om dit probleem de baas te worden.

Om de oorzaken hiervan uit te zoeken, moeten we eerst verduidelijken wat schijfpaniek eigenlijk is. Kort gezegd is het een vorm van paniek.

Vervolgens moet de schutter zich afvragen hoe hij in paniek raakt? Wat is of zijn de gebeurtenissen? Vaak ontwikkelen boogschutters bewust of onbewust een gevoel van angst voor een gebeurtenis, die nog niet heeft plaatsgevonden. Sommige boogschutters voeren ronduit gevechten met zichzelf uit, omdat ze hun duim of vinger (compound schieten) niet op de release kunnen leggen, of ze kunnen de richtpin niet in het midden van het doel houden. In het ergste geval is geen van beide mogelijk.

Deze paniek kan na verloop van tijd erger en erger worden. Het is als een alcoholist die niet toegeeft er één te zijn. De eerste stap om beter te worden, is toegeven dat je paniek hebt.

Wat je angsten ook zijn of lijken te zijn, het is niet belangrijk. Het is belangrijk om te beseffen dat je hiermee het zelfvertrouwen verliest, wat ook leidt tot controleverlies over je schiettechniek.

Het overwinnen van de schijfpaniek vereist enorme mentale kracht, grote inzet en niet aflatende doorzettingsvermogen!

Doelpaniek ontstaat, wanneer de schutter zich realiseert dat hij het schieten niet kan uitvoeren, zoals hij dit wil. Ergens is er een verstoring in het bewegingsproces die vele oorzaken kan hebben. Te snel loslaten, geen goed ankerpunt, geen gericht doel, etc. etc. De strijd is dus begonnen.

Om dit gevecht met succes te kunnen eindigen, moet je je als boogschutter realiseren dat je onderbewustzijn in een soort staat van oorlog is met je bewustzijn. Je moet beseffen dat jij verantwoordelijk bent voor wat het onderbewuste denkt. Het is dus absoluut noodzakelijk om je onderbewustzijn onder controle te krijgen.

Om dit te kunnen doen, is het essentieel om te erkennen dat je bij elk schot, je onderbewuste zorgen en angsten moet overwinnen. Je moet niet bang zijn om te falen, een fout te maken, de pijl niet in het midden van het doel te schieten.

HOE BOUW IK EEN GOEDKOPE SCHIETZAK VOOR BOOGSCHIETEN?

Benodigd materiaal:

  • 2 jute zakken (oude aardappelzakken)
    Vraag ze gewoon aan een boer, die geeft ze meestal gratis. Online zijn ze ook te koop.
  • Plastic zakken, verpakkingsfolie of gele of blauwe zakken
    In plaats van plastic zakken of verpakkingsfolie weg te doen, kunnen ze ook een paar weken in de jute zak. Je kunt natuurlijk ook een rol vuilniszakken kopen en gebruiken (kosten ca. 3 euro per rol). Of vraag de naburige boer om kuilfolie. Ze zijn meestal blij als ze de onbruikbare restjes kwijtraken!
  • Kabelbinder of touwtje om vast te binden
  • Eventueel een wat sterkere touw (waslijn) om de schietzak op te hangen.

Zo maak je ze

Vul de eerste jute zak met de plastic zakken en folie totdat deze echt bol staat. Stop het er echt strak in!

  1. Bind de zak vervolgens vast met kabelbinders of touw. Koord dat is gemakkelijker weer los te maken (als het moet worden bijgevuld).
  2. Doe voor de zekerheid de gevulde jutezak in een andere jutezak en sluit deze ook.
  3. Bevestig ten slotte de lijn om hem op te hangen.
  4. Als je wilt, kun je een schietschijf op schilderen.

De schiettas is klaar.

Stuiteren de pijlen relatief vaak terug, dan zit de schiettas te vol voor je boog. Open gewoon de zak en haal er wat uit.

 

Een schietzak, die je snel en goedkoop zelf kunt bouwen.
De oude jute zakken gaan verrassend lang mee. Als de zak echter na verloop van tijd te doorlatend wordt of de vulling te zwak: stop gewoon meer plastic of trek een nieuwe zak over de oude.